In 1984 werd door de Archeologische Dienst van 's-Hertogenbosch een opgraving gedaan van het vroegere kerkhof gelegen aan de noordzijde van de St.-Janskathedraal. Dit in verband met bouwplannen op dit terrein. Het kerkhof dateert uit de achttiende en het begin van de negentiende eeuw. Een nader onderzoek naar de geschiedenis ervan is geschied door M. Portegies.
Door tijdsgebrek kon niet het hele kerkhof worden opgegraven en moest men volstaan met het graven van een tweetal sleuven over de lengte en de breedte van het terrein.
Bij deze werkzaamheden werden in totaal 420 graven blootgelegd. Behalve de stoffelijke resten werden er ook veel devotionalia (religieuze voorwerpen voor de persoonlijke devotie) gevonden. Er werd zo nauwkeurig mogelijk genoteerd welke voorwerpen in bepaalde graven werden aangetroffen. Dit was niet altijd gemakkelijk daar er verschillende lagen graven boven elkaar bleken te liggen die door de vaak vergane toestand van de kisten moeilijk uit elkaar te houden waren.
Omdat het grootste deel van aangetroffen objecten aan sterke verwering onderhevig was geweest was het noodzakelijk de voorwerpen schoon te maken en te (laten) conserveren.
Over deze opgraving verscheen in de "Kroniek Bouwhistorisch en Archeologisch Onderzoek 's-Hertogenbosch" (1988-nr. 1) een aantal artikelen. Hierin worden enkele onderdelen belicht zoals in het artikel van H.L. Janssen: "Het specialistische onderzoek in het kader van het uitwerkingsbeleid in 's-Hertogenbosch" en het artikel van Tj. Pot getiteld: "Een gebitsonderzoek van het 18e eeuwse grafveld St.-Janskerkhof 1984". In het artikel "Insecten- en mijtenresten uit een 13e eeuwse kuil met organisch materiaal in 's-Hertogenbosch" doet C.F. van de Bund verslag van een botanisch onderzoek en tenslotte volgde nog een artikel over "De conservering en restauratie van metalen voorwerpen uit opgravingen" door de restaurateur J. Kempkens.
In deze scriptie bespreek ik alleen de devotionalia die bij deze opgraving gevonden werden. Andere, overigens zeer incidentele, vondsten zoals: knopen, (oor)ringetjes, munten en dergelijke komen dus niet aan de orde.
Binnen de gevonden devotionalia kunnen we de volgende groepen onderscheiden:
a) rozenkransen
b) losse kruisjes
c) verdeelstukjes
d) religieuze medailles
e) hangers/diversen
Een toelichting op deze groepen wordt in hoofdstuk 2 gegeven.
De hoeveelheid en de soort devotionalia wijzen op een devotie zoals die voorkomt in de lagere klasse van de maatschappij. Het noorder-gedeelte van het St.-Janskerkhof was namelijk het gedeelte dat voor de armen en de militairen van het nabijgelegen Groot Militair gasthuis bestemd was.
Op de eerste plaats betreft het een aantal rozenkransen die tijdens het leven door de overledenen gebruikt werden en bij hun overlijden in het graf werden meegegeven. De rozenkrans is het middel bij uitstek voor het persoonlijk gebed, omdat het meestal individueel gebeden wordt. Op het ontstaan en ontwikkeling van het rozenkrans-gebed wordt in hoofdstuk 4 ingegaan. De losse, niet bij een rozenkrans behorende, kruisen en kruisjes zullen behalve voor een devotioneel doel ook wel als herinnering aan een religieuze gebeurtenis (bedevaart of missie) gediend hebben.
Wat de religieuze medailles betreft: deze kunnen worden ingedeeld in twee groepen:
a) bedevaarts-medailles
b) algemene devotie-medailles
Van de eerste groep is Kevelaar een goed voorbeeld; voor de tweede groep is dat de zogenoemde "Wonderdadige Medaille". Om deze reden is er aan deze twee groepen medailles een hoofdstuk van deze scriptie gewijd. Kevelaar (hoofdstuk 6) werd ook gekozen omdat deze plaats door vele bedevaartgangers uit 's-Hertogenbosch werd bezocht en er in 1842 grote feestelijkheden werden georganiseerd ter ere van het 200-jarig jubileum. Medailles die ter gelegenheid van deze gebeurtenis zijn geslagen werden ook in de graven aangetroffen.
Wat betreft de "Wonderdadige Medaille" wordt in hoofdstuk 5 de opkomst en de opmerkelijk snelle verbreiding, ook in het bisdom 's-Hertogenbosch, van deze relatief nieuwe medaille beschreven. Het grote aantal dat van dit type is gevonden is hiervoor tevens een bewijs.
Wat de hangers/diversen betreft het volgende. Hier wordt bij elkaar gegroepeerd een aantal uit hout en been vervaardigde afbeeldingen van een hart, een doodshoofd, nagels, een hand en een voet. Deze voorwerpen werden tussen de kralen van de rozenkrans geregen en hadden tot doel de gelovige tijdens het bidden van het rozenhoedje aan het Lijden en de Dood van Christus te herinneren en op deze manier zijn devotie te versterken.
Verder treft u in deze scriptie een hoofdstuk aan over het ontstaan van een legende rond de "niet bestaande" heilige Philomena (hoofdstuk 7). Bij de grafvondsten bevindt zich een aantal medailles van deze heilige, waaruit blijkt dat zij ook in deze streken bekendheid genoot.
Aangezien het heel aannemelijk is dat veel van de hierboven genoemde devotionalia ter gelegenheid van een zogenoemde "volksmissie" zijn gekregen of aangeschaft is het van belang deze vorm van zielzorg nader toe te lichten.
Voor een overzicht van de geschiedenis van de missie in het algemeen, met het accent op de eerste volksmissie in 's-Hertogenbosch die in 1843, onder de leiding van de beroemde Pater Bernard CSSR., werd gegeven door de paters Redemptoristen uit Wittem (Limburg), verwijs ik naar hoofdstuk 3.
| 2 |
Katholieke Universiteit van Nijmegen
rapport: -
auteur: G.J. Peters
datering: augustus 1993
1993 |
G.J. Peters
Devoot tot na de door : Devotionalia gevonden bij de opgraving van het St.-Janskerkhof in 's-Hertogenbosch
Katholieke Universiteit van Nijmegen | augustus 1993
|
|
Bossche Encyclopedie |
|